Kraakje en zijn Vrolijke Vrienden

9/01/2013 Persbericht - Bedenkingen bij het pleidooi van VDAB-topman Fons Leroy voor een omwenteling van ons arbeidsmarktbestel.


VDAB-topman Fons Leroy pleit in de kranten en in zijn blog “Kraakje” voor een omwenteling van ons arbeidsmarktbestel. In één moeite door formuleert hij een nieuwe jobomschrijving voor sociale partners: die van revolutionairen die moeten vertrekken van een wit blad

Hoewel we blij zijn met het belang dat aan het sociaal overleg wordt gehecht, hebben we toch ernstige bedenkingen bij deze uitspraken.

1. Door te pleiten voor een wit blad, wordt de indruk gewekt dat wat over de jaren heen tot stand is gekomen, van geen waarde is.

Het tegendeel is waar: als er één ding is dat ons land (beter dan in de omringende landen!) heeft beschermd tegen de negatieve effecten van de crisis, dan is het wel onze sociale bescherming.

Het wekt ook de indruk dat er lange tijd niets is gebeurd, en ook dat is niet juist: het sociaal overleg is een continu proces en nog elke dag wordt er hard gewerkt aan heikele dossiers.

Bovendien zijn er heel wat dossiers, denk maar aan langer werken, waarin er vanuit de politiek eerder hals over kop maatregel na maatregel wordt uitgevaardigd zonder eerst de resultaten af te wachten van wat er reeds beslist is.

En mocht een modernisering van het arbeidsrecht al nodig zijn, dan enkel op voorwaarde dat er aan de basisfilosofie van het arbeidsrecht - beschermen van de zwakkere positie van werknemers op de arbeidsmarkt - niet wordt geraakt.

2. De inhoud van de bepleite revolutie is erg eenzijdig.

Het terugvoeren van alle kwalen van de arbeidsmarkt op gradaties van werkwilligheid van de werkzoekende en werknemer (die te veel ontslagvergoeding zou krijgen, te weinig flexibel is en dus niet lang genoeg, niet hard genoeg en niet productief genoeg wil werken) is simplistisch, te theoretisch en onjuist.

Blijkbaar heeft de heer Leroy de reportage van Terzake van gisteren (8/01/2013) gemist, waarin jonge werkzoekenden kwamen getuigen die ondanks vele inspanningen toch geen job vinden.

3. De revolutie is blijkbaar ook nogal weinig revolutionair wanneer het op verwachtingen van werkgevers aankomt.

Naar Scandinavisch model om de twee jaar eens vragen aan de werknemer “of het nog gaat”? Dat is wel erg pover. Het zou de auteur sieren om hier even “harde” omwentelingen voor te stellen: rigoureuze verplichtingen inzake het bieden van stageplaatsen, het aanwerven van ouderen, het geven van opleiding en het bestrijden van discriminatie bijvoorbeeld.

4. Op één punt zijn we het zeker wel eens met de heer Leroy: er is nood aan meer sociaal overleg.

Helaas blijkt niet iedereen daarvan overtuigd, ook niet onder diegenen die hem nu gelijk geven. Denk maar aan het Bankenplan waarbij de Vlaamse Regering enkel de werkgeversorganisaties uitnodigde om aan tafel te komen zitten. Ongetwijfeld is lobbywerk voor sommigen eenvoudiger dan het sluiten van compromissen.

Zonder bereidheid tot overleg zal het witte blad echter enkel en alleen kunnen dienen tot het vouwen van de zoveelste papieren tijger. Er zijn er onder de revolutionairen heel wat voor wie een schone lei een gedroomd einddoel is, eerder dan een nieuw begin.

Zoek op trefwoord

arbeidsmarkt